Leerstofaanbod

Net als in het basisonderwijs, zijn er ook voor de ZML scholen doelen opgesteld door de overheid: de zgn. kerndoelen VSO. Deze kerndoelen zijn opgesplitst in leergebied overstijgende doelen en leergebied specifieke doelen. In de Onderbouw doen leerlingen kennis op, oriënteren ze zich, in de Middenbouw vindt de verdieping plaats en in de Bovenbouw passen de leerlingen het geleerde toe.

Leergebied overstijgende doelen

Leren leren

Bij dit kerndoel wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een open en flexibele leerhouding en het leren toepassen van leerstrategieën. Het leren, (mede)verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces en het actief werken aan eigen ontwikkeling en met zelfvertrouwen kennis opbouwen, is belangrijk.

Leren taken uitvoeren ( zie ook EIM)

Leerlingen leren, zo planmatig, methodisch en zelfstandig mogelijk, taken uit te voeren en hierbij zo nodig hulp te vragen. Het doel is een zo groot mogelijke zelfstandigheid en eigen regie van de leerling. Voor een deel van de leerlingen geldt dat de zelfredzaamheid blijvend (intensieve) aandacht vraagt. Het verder optimaliseren en geïntegreerd gebruiken van de zintuiglijke en motorische mogelijkheden kan hieronder vallen.

Leren functioneren in sociale situaties

De beperking en/of problematiek van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs maakt dat bepaalde competenties, vooral op sociaal, emotioneel en communicatief gebied, niet door iedereen als vanzelf worden ontwikkeld of kunnen worden geleerd. De verdere ontwikkeling van deze competenties in allerlei contexten vraagt extra aandacht.

Ontwikkelen van een persoonlijk toekomstperspectief.

Leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs worden zich enerzijds bewust van hun kracht en kwaliteiten en leren anderzijds omgaan met hun beperkingen. Het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en een realistische kijk op de eigen toekomstmogelijkheden vormen cruciale doelen.

Leerlingen oriënteren zich hierbij:

  • op zichzelf, hun eigen wensen en voorkeuren;
  • op ontwikkelingsmogelijkheden;
  • op de wereld van opleidingen, werk en/of dagbesteding;
  • op mogelijkheden en wensen tot wonen en vrije tijdsbesteding.

De leergebied overstijgende doelen zijn verweven door het gehele aanbod en worden niet specifiek aan één vakgebied gekoppeld.

Leergebied specifieke doelen

Het brede leergebied ‘Mens natuur en techniek’ (MNT) biedt leerlingen een oriëntatie op levende en niet-levende natuur en op techniek in de eigen omgeving, op school, in eigen leef- en woonomgeving en (toekomstige) werk- en dagactiviteiten.

  • Mens en maatschappij
  • Koken en verzorging
  • Algemene technieken
  • Culturele oriëntatie en creatieve expressie
  • Bewegen en sport
  • HVO / GVO (indien gewenst)

Voorbereiding Arbeid en Dagbesteding

Kerndoelen ‘Voorbereiding op arbeid’

In het vso-uitstroomprofiel Arbeid ( zie uitleg leerlingzorg) worden leerlingen, zoals de naam zegt, voorbereid op participatie op de arbeidsmarkt. Allereerst wordt bij ‘arbeidsmarkt’ in relatie tot schoolverlaters van het vso-uitstroomprofiel Arbeid gedacht aan passende werkgelegenheid in de regio waar de leerling woont. ‘Passende werkgelegenheid’ moet hier individueel bekeken worden: passend voor de individuele leerling, met zijn of haar wensen, mogelijkheden en beperkingen. De arbeidsmarktpositie van schoolverlaters uit het vso is kwetsbaar. Het verwerven van een baan gaat niet vanzelf, en het behoud van een eenmaal verworven baan is niet vanzelfsprekend. De kerndoelen ter voorbereiding op arbeid zijn er mede op gericht dat leerlingen hun loopbaan- en arbeidscompetenties maximaal kunnen ontwikkelen, rekening houdend met hun mogelijkheden en beperkingen.

Kerndoelen ‘Voorbereiding op dagbesteding’

In het vso-uitstroomprofiel Dagbesteding ( zieuitleg leerlingzorg) worden leerlingen voorbereid op participatie in dagactiviteiten zoals deze door (particuliere)zorgaanbieders worden aangeboden. Daarin bestaan verschillende vormen met te onderscheiden mogelijkheden en niveaus. Het kan gaan om arbeidsmatige-, activiteitengerichte- of belevingsgerichte dagbesteding, en combinaties daartussen geven weer tussenmogelijkheden. De range van leerlingen en hun mogelijkheden is in dit uitstroomprofiel zeer groot en dat komt tot uiting in de zeer verschillende toekomstsituaties waarop de school hen voorbereiding wil bieden. Er is een groot verschil tussen leerlingen die ondersteund en begeleid werk kunnen verrichten (werkactiviteiten zonder dat sprake is van een arbeidsverhouding) en leerlingen waarbij primair voor een veilige omgeving met stimulerende ervaringen gezorgd moet worden. Uiteindelijk is het de bedoeling dat voor elke leerling de best passende plaats mogelijk wordt. De kerndoelen ter voorbereiding op dagbesteding zijn erop gericht dat leerlingen hun competenties voor de praktijk van hun dagelijkse activiteiten optimaal kunnen ontwikkelen, rekening houdend met hun mogelijkheden en beperkingen. De kerndoelen ter voorbereiding op dagbesteding sluiten aan op soortgelijke doelen voor het uitstroomprofiel Arbeid, omdat de grens daarmee (loonvormende arbeid) in de doelen bewust niet scherp wordt getrokken. Reden hiervoor is dat leerlingen soms in dagbesteding alsnog kunnen doorgroeien naar arbeid, als ze zich door-ontwikkelen in later jaren en/of doordat een arbeidsplek in beeld komt die geschikt is of geschikt gemaakt kan worden.

Arbeids Vaardigheden Training

Alle leerlingen met uitstroomperspectief D2, D3 en A1 (zie uitleg leerlingzorg blz. 23) komen in aanmerking voor Arbeids Vaardigheden Training. We gebruiken hiervoor de methode ‘zedemo’ Tijdens deze training wordt een beroep gedaan op de motoriek en handvaardigheid. Het gaat hierbij om: basisbewegingen, hergrijpen, selecteren en hanteren, plaatsen, ruimtelijk inzicht, krachtbeheersing, beslissen, oog- handcoördinatie, tweehandig werken en bevestigen. Daarnaast zullen de leerlingen bij het uitoefenen van hun werk een beroep moeten doen op algemene arbeidsvaardigheden: werkhouding, werkorganisatie, zelfstandigheid, duurtraining, omgaan met frustraties, samen werken en technisch inzicht. Ook deze vaardigheden worden getraind.

 Arbeidstoeleiding it Twalûk

Doel:

De leerlingen trainen in vaardigheden die ze nodig hebben in hun naschoolse periode op het gebied van werken, zodat ze zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren. Onderliggende doelstelling van alle stages, zowel intern als extern, is: Praktisch leren in betekenisvolle situaties.

Arbeidstoeleiding in drie fasen:

Fase 1:

De nadruk ligt op schoolse vaardigheden en oriënteren op praktische vaardigheden tijdens de lessen Algemene Techniek, Arbeidsvaardighedentraining en Verzorging

Fase 2:

Deze fase staat in het teken van verdieping. Er wordt meer tijd besteed aan praktische vaardigheden en de Interne Stage wordt aan het aanbod toegevoegd. Hierbij worden de leerlingen structureel ingezet bij tal van werkzaamheden in en om de school.

 Fase 3:

Kernbegrip in deze fase is ‘toeleiden naar arbeid’. Naast de schoolse vaardigheden ligt de nadruk in toenemende mate op toepassen van praktische vaardigheden en de Externe Stage. Het werken in deze 3 fases beoogt een naadloze overgang van school naar de naschoolse periode. Een leerling kan, om een goede overgang van school naar werk te bewerkstelligen, al vast voor een deel van de week ‘werken’ terwijl hij/zij nog op school staat ingeschreven. Voorwaarde hiervoor is dat er door het indicerend orgaan(CIZ) een passende indicatie is afgegeven.

De periode en de omvang van de ‘werktijd’ is als volgt vastgelegd:

  • Voor de periode van max. zes maanden vóór schoolverlaten: max. 2 dagen/week.
  • Voor de periode van max. drie maanden vóór schoolverlaten: max. 3 dagen/week.

Deze werkperiode wordt doorgaans voorafgegaan door een stageperiode op de betreffende werkplek.

Interne stage

Doelstelling van de stageDe leerling kan (werk)ervaring opdoen, ter voorbereiding op de externe stage, in de sectoren Land- en Tuinbouw, Zorg en Welzijn, Economie en Techniek.

Inhoud van de stage: Er wordt naar gestreefd de leerlingen gedurende een schooljaar stage te laten lopen bij alle vier de onderdelen van de Interne Stage: Catering, Huishoudelijke Dienst, Hulpdienst en Interne Administratie. Uitgangspunt daarbij is dat de stage (meer)waarde voor de leerling moet hebben.

Duur van de stage: Gedurende een module van 9 à 10 weken lopen leerlingen van de middenbouwgroepen in tweetallen één dag per week stage.

Externe stage

Doelstelling van de stage: Het bevorderen van een geleidelijke overgang van school naar maatschappij in al zijn facetten: arbeidssituaties, diverse beroepen, samenlevingsverbanden, gezagsverhoudingen en omgangsvormen. Het zich verder bekwamen in specifieke vaardigheden. Vergroten van zelfstandigheid, leren leggen van contacten, zelfredzaamheid uitbouwen en de sociale vorming stimuleren. Gevoel van ‘eigenwaarde’ vergroten.

Inhoud van de stage: Afhankelijk van de mogelijkheden en in overleg met de stage-bieder wordt bekeken welke werkzaamheden zinvol zijn voor de leerling. Het is de bedoeling dat de leerling zoveel mogelijk verschillende werkzaamheden aanleert/verricht.

Duur van de stage: Per schooljaar mogen de leerlingen maximaal 100 dagen stage lopen gedurende max. 3 schooljaren. De stage wordt, waar mogelijk, aangegaan voor de duur van 3 maanden. Het gaat dan meestal om een dag(deel) per week. Afhankelijk van de situatie kan de stage worden uitgebreid, onderbroken of ingekort. Stage is school dus in vakanties en op andere vrije dagen is er geen stage. Tijdens studiedagen van school gaat de stage gewoon door.

Opbouw van de stage:

16 – 17 jaar: Oriënterende stage. Nadat er een arbeidsinteressetest is afgenomen loopt de leerling op verschillende plekken stage. Dit kan zowel bij de sociale werkvoorziening, centra voor dagbesteding als in het vrije bedrijf zijn.

17 jaar: Voortgangsgesprek. Samen met leerling en ouders wordt besproken hoe de toekomst er uit zal gaan zien.

17 – 18 jaar: Gerichte stage. De leerling loopt stage op een aantal plaatsen die in het voortgangsgesprek naar voren zijn gekomen.

18 jaar: School verlaten. Indien er een geschikte werkplek is gevonden verlaat de leerling de school. De leerling blijft uiterlijk tot zijn 20e verjaardag op school.

Organisatie van de stage:

Na de interne stage wordt er een Arbeids Interesse Test afgenomen. De stagedocent zoekt een stageplek en organiseert een kennismaking tussen leerling en begeleider. Er wordt een stagedag, begin- en einddatum afgesproken. De te verrichten werkzaamheden en leeractiviteiten worden vastgelegd. De docent regelt het vervoer en stelt zich op de hoogte van het verloop van de stage. De stage wordt afgesloten met een evaluatie.

Stage-overeenkomst

Zodra de stage start wordt er een overeenkomst getekend door de stage-bieder, de stage-coördinator van school en de leerling zelf. Daarnaast moeten ook de ouders/verzorgers toestemming geven voor elke stage.

Verzekering

De school zorgt ervoor dat de leerling die stage loopt verzekerd is tegen kosten van wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen. Hierdoor is de leerling gedurende de reis van en naar de stage en tijdens de stage verzekerd. Ook de stage-coördinator is verzekerd gedurende de tijd dat hij/zij op het stageadres is. In geval van schade gaat de eigen verzekering(van de ouders) voor.

Vervoer

Indien mogelijk gaat de leerling zelfstandig naar de stageplaats, te voet, op de (brom)fiets of met het openbaar vervoer. Is dat niet het geval dan wordt de leerling gehaald en gebracht. De stage-coördinator regelt het vervoer met de gemeente waarin de leerling woont. De tijd waarop de leerling wordt gehaald en gebracht kan iets afwijken van de afgesproken tijd in verband combinatieritten van de vervoerder.